U bent hier:

Cubaanse krabbentrek

Datum:31/10/2023

Ik fiets 8 km per uur......niet door een berg, niet door het slechte wegdek, niet door de warmte.
Maar ik ben omringd door honderden rode krabben. Ik kan niet meer voor of achteruit. Ze zijn tussen de 10 en de 50 cm groot. Ze verplaatsen zich zijwaarts en doordat de zon achter mij is kijken ze me allemaal met twee van die enge oogjes aan. Als ik aankom gaan de meesten wel aan de kant, sommigen zijn heel dom en lopen juist onder mijn fiets. En de lefgozers en lefmeiden gaan ter hoogte van mijn voet stoer stilstaan op hun achterpoten en zwaaien dreigend en gevaarlijk met hun open scharen. Mijn lijf is één brok spanning. Ik ben als de dood voor de krabben (dat ze in mijn schoen of onderbeen happen) maar ik ben ook bang voor mijn banden. Ik las vorige week nog dat de krabbentrek voor honderden lekke banden van auto's zorgt. Zo erg dat de meeste wegen gedurende de trek vermeden worden.

Gelukkig komen er een auto en een bus langs. De enige manier om vooruit te komen is namelijk om in hun slipstream te blijven rijden. Het ruikt ontzettend naar verrotte krab, ik heb de krabsmurrie tot aan mijn bovenbenen zitten en moet een flink tempo rijden om de auto's bij te houden. Wat niet meevalt over de inmiddels spekgladde Doodgeredenkrabbenweg.

Na een minuut of 10 is het voorbij en rijden de auto's weer bij me vandaan. Ik moet uitrusten in de berm en sta stil in de schaduw. Als ik mijn ogen dichtdoe zie ik alleen maar bewegende krabben met zwaaiende scharen voor me als in een Hitchcock film. Ik moet de spanning en angst uit mijn lijf kwijt, dus ik gil heel hard in niemandsland tot mijn keel schor is en huil heel hard. Dat geeft wat ruimte. Ik heb vanaf Trinidad nu vier van zulke stukken gehad en ik vraag me oprecht af hoeveel ik er nog aan kan. Het is pas 9.00 uur, ik fiets al twee uur en er staat pas 15 km op de teller van de vandaag geplande 82 km.

Als er in de verte opnieuw een rode weg opdoemt die een enorme laag krabbensmurrie heeft, met daaroverheen honderden levende krabben die oversteken, geef ik het op. Mijn angst wint, ik durf niet verder. Ik rij iets terug en stop bij een paar huisjes langs de kant. Een gozer ligt in zijn auto (die op vier blokken staat zonder wielen) te slapen. Als ik goed kijk zie ik overal krabben. Op de veranda's, in de tuinen, onder deuren door, door de ramen. Zelfs op de daken. De huizen worden overspoeld en volledig overgenomen door de krabben.

Ik probeer een gesprekje aan te knopen met de inmiddels wakkere man, maar hij is de Limburgse versie van een Cubaan die ik echt niet kan verstaan. Veel is mij wel gelijk duidelijk......de krabben zijn er, blijven er de komende weken en er is niets aan te doen. Ik raak in paniek. Ik kan niet voor of achteruit en hier slapen is ook geen optie. Zelfs mijn fiets, die ik in de schaduw zet, wordt omringd door krabben.

Na ruim een uur komt er een taxibusje dat stopt bij de taxi van de Limburger. Er worden, tot zijn grote genoegen, twee wielen uitgeladen....en ik zie de ruimte voor mijn fiets acuut ontstaan. Ik besef me maar al te goed dat dit een van de zéééér weinige kansen is die zich gaat voordoen om hier weg te komen. Dus ik ren naar de chauffeur en vraag of hij naar Cienfuegos gaat. Het antwoord is ja. Op mijn allerbeste en -liefste Spaans vraag ik of ik mee mag rijden. "Ben je alleen?", vraagt hij. Ik zeg: "Bijna" en wijs voorzichtig naar mijn fiets die verderop staat, inmiddels te midden van de krabbenkolonie.
En laat tegelijkertijd mijn hoofd met een grote glimlach zachtjes tegen zijn ferme schouders zakken.
Er ontstaat een glimlach op zijn gezicht – da’s mooi, hij heeft humor. "Jij kan wel mee, maar die fiets, die past niet". Past niet? Binnen 60 seconden weet ik hem te overtuigen dat die fiets gemakkelijk past en hij zwicht...

We rijden nog drie keer door enorme hoeveelheden krabben en onderweg staan veel van de eerder gepasseerde auto's langs de weg met lekke banden. Wanneer pas na 20 minuten geen krabben meer te zien zijn, durf ik me ietsje te ontspannen. Als ik op mijn navigatie zie dat de weg landinwaarts afbuigt, durf ik te vragen of de krabben over zijn. Pablo zegt “Ja” met een glimlach. Even flitst het door mijn hoofd dat het heerlijk zit, zo in de koele taxi tot aan Cienfuegos, maar mijn bewijsdrang (ik vrees vooral aan mezelf) wint. Ik vraag of ik weer verder mag fietsen omdat ik tenslotte een fietser ben. "Tuurlijk" zegt hij, maar zijn blik verraadt dat hij me compleet voor gek verklaard.

Eindredactie: Sandra Röling

Sponsoren


Zoeken